De volledige voorschriften en eisen voor de NEN2575-4 zijn vast gelegt in het document “Brandveiligheid van gebouwen – Ontruimingsalarminstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen – Deel 4: Stilalarminstallatie, draadloos“welke te verkrijgen is bij NEN.nl

De belangrijkste eisen en richtlijnen voor stil alarm conform NEN2575-4

Doel en Toepassing:

– De NEN 2575-4 is van toepassing op stille ontruimingsalarmsystemen in gebouwen waar een stille ontruiming vereist is, bijvoorbeeld in zorgomgevingen waar paniek moet worden voorkomen.

– Het systeem is bedoeld om personen die verantwoordelijk zijn voor de ontruiming (zoals BHV’ers) discreet te waarschuwen, zonder een algemeen hoorbaar alarmsignaal te activeren.

Ontwerp van het Systeem:

– Alarmtransmissie: Het systeem moet in staat zijn om alarmen op een stille manier te versturen naar specifieke groepen of individuen, zoals personeel of beveiliging, zonder dat het hele gebouw gealarmeerd wordt.

– Discretie: Het stille alarm moet zodanig ontworpen zijn dat de waarschuwing alleen wordt doorgegeven aan specifieke personen of groepen, zoals via persoonlijke alarmontvangers (pagers, smartphone en DECT telefoons).

– Noodzakelijke Componenten: Het systeem moet voorzien zijn van adequate componenten zoals stil alarmknoppen, signaalgevers, en een betrouwbare transmissie van de alarmmelding naar de relevante personen.

– Beschikbaarheid: Het systeem moet altijd operationeel zijn en is voorzien van redundante systemen om de beschikbaarheid te garanderen, zelfs bij een stroomuitval (noodstroom) of andere technische storingen.

   – Betrouwbaarheid: Het systeem moet voldoen aan hoge eisen voor betrouwbaarheid en moet regelmatig getest worden om de operationele status te bevestigen.

Installatie:

– Strategische Plaatsing: De stille alarmcomponenten moeten strategisch worden geplaatst, zodat ze toegankelijk zijn voor degenen die ze nodig hebben zonder zichtbaar te zijn voor het algemene publiek.

   – Integratie met andere systemen: Het stille alarmsysteem moet naadloos kunnen integreren met andere brandveiligheidssystemen, zoals automatische brandmelders, en moet kunnen communiceren met bijvoorbeeld ontruimingsalarmsystemen.

– Signaalverwerking: Het signaal van het stille alarm moet direct en zonder vertraging worden doorgegeven aan de juiste ontvangende partij, zoals een centrale meldkamer of het aanwezige BHV team.

Gebruik en Training:

– Instructie en Training: Het personeel dat verantwoordelijk is voor de activering en opvolging van het stille alarm moet goed worden geïnstrueerd en getraind. Ze moeten precies weten hoe het systeem werkt en hoe ze moeten reageren bij een alarm.

– Protocollen: Duidelijke procedures moeten worden opgesteld voor wat er moet gebeuren zodra het stille alarm wordt geactiveerd, inclusief hoe de ontruiming discreet kan worden uitgevoerd zonder paniek te veroorzaken. Er moeten duidelijke protocollen zijn voor hoe te handelen bij een stille alarmmelding, inclusief de stappen voor een veilige en rustige evacuatie van de aanwezigen.

Testen en Onderhoud:

   – Regelmatige Testen: Het stille alarmsysteem moet periodiek worden getest om de werking en betrouwbaarheid te waarborgen. Dit omvat zowel functionele tests als testen van de communicatieverbindingen. Deze tests moeten gedocumenteerd worden.

   – Onderhoud: Regelmatig onderhoud is vereist om de betrouwbaarheid van het systeem te waarborgen. Dit omvat zowel hardware- als softwarecomponenten van het alarmsysteem.

Monitoring en Documentatie:

   – Monitoring: Continue monitoring van het systeem is vereist om direct in te kunnen grijpen bij eventuele storingen.

   – Documentatie: Logboeken moeten worden bijgehouden van alle alarmmeldingen, tests en onderhoudsacties om de naleving van de norm te kunnen aantonen. 

Deze eisen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat het stille alarmsysteem effectief is in het bieden van een veilige, gecontroleerde reactie op noodgevallen, vooral in situaties waar paniek voorkomen moet worden.